M. Bimmel
Dit perceel wordt in 1520 aangeslagen voor 2/3 deel van een hertogcijns van 27½ voet (= 5,32 m). Dit blijkt de breedte te zijn van het achterhuis, dat achter het rechter buurpand doorloopt. In 1557 wordt er over de Binnendieze een brug aangelegd, die een lengte van 32 voet (= 9,20 m) en een breedte van 16 voet plus 1 duim (= 4,60 m) heeft. In het cijnsboek van 1573 wordt er een hertogcijns voor in rekening gebracht. Het huis wordt bij een verkoop in 1574 omschreven als: 'huis, erf, plaats, achterhuis, werf en een poort Achter de Tolbrug'. Blijkens de haardentelling bezat het een brouwgetouw en drie schouwen. Waar deze stookplaatsen zich bevonden is in het huidige pand niet meer na te gaan. Uit de zijmuren en de kelders blijkt dat het brede achterhuis zeker uit de eerste helft van de 14de eeuw dateert. De linker zijmuur, gemetseld in Vlaams verband, heeft op de begane grond een nis of vensteropening. Een nog uit de 14de eeuw daterende dwarsmuur in de kelder geeft de scheiding tussen het voor- en achterhuis aan. Het voorhuis is er later, vermoedelijk in de 16de eeuw, tegenaan gebouwd. | 170 |
BeschrijvingAlgemeen:Het perceel is een smal en diep perceel, gelegen aan de oostelijke zijde van de Hooge Steenweg. Oorspronkelijk liep het terrein tot aan de, inmiddels gedempte, Dieze. Het oorspronkelijke perceel, dat binnen de eerste ommuring valt, bevat nu twee panden, waarbij het ene aan de Hooge Steenweg is gelegen en het andere aan Achter de Tolbrug. Een belendend perceel is vermoedelijk bij het perceel getrokken, aan de vorm van het perceel te zien. De achterzijde is breder dan de voorzijde. Het pand, dat in archieven in 1630 voorkomt onder de naam 'In Rome', is opgebouwd in een voor- en een achterhuis met een kelder, voorzien van een tongewelf in de lengte van het perceel, een begane grond, een eerste en tweede verdieping en een zolderverdieping. Het gewelf in de kelder van het achterhuis is voorzien van steekkappen. Dit is niet meer het oorspronkelijke gewelf. Het bredere achterhuis dateert oorspronkelijk uit de eerste helft van de 14de eeuw. Het voorhuis is er vermoedelijk in de 16de eeuw tegen aan gebouwd. Het dak is een wolfeinde met een dakschild aan de voorzijde en achterzijde. Achter het hoofdhuis zijn diverse aanbouwen gerealiseerd tot aan de perceelsgrens. Het pand dat zich op het achterliggende perceel bevindt aan Achter de Tolbrug, staat in verbinding met de aanbouwen en het hoofdhuis van Hooge Steenweg nr 21.Voorgevel:De wit gepleisterde 19de eeuwse lijstgevel met schijnvoegen is in 1928 voorzien van een nieuwe pui. De pui is laat in de 20ste eeuw vermaakt met behoud van enkele oorspronkelijke delen. Links in de pui bevindt zich de deur naar de bovenwoning, met een groot bovenlicht. Rechts bevindt zich een breed, sterk gemoderniseerd, deel van de pui, met een symmetrische opzet. In het midden is de toegang tot het restaurant, gelegen in een verdiept portiek met afgeschuinde zijden. Aan weerszijden bevindt zich een grote etalageruit, die doorloopt in de afgeschuinde zijden van de portiek. De pui heeft een hardstenen borstwering en een breed ongedeeld bovenlicht. De gepleisterde gevel is drie traveeën breed. Zowel de eerste als de tweede verdieping bezit schuiframen. Op de eerste verdieping zijn dat drie schuifvensters met elk een vier-ruits onderraam en een twee-ruits vast bovenlicht en op de tweede verdieping drie schuifvensters met elk een twee-ruits onderraam en een twee-ruits vast bovenlicht. De bovenzijden van de vensters zijn voorzien van kuiven die zijn geïntegreerd in de omlijsting van de vensters. De onderdorpel van de vensters loopt over de gehele breedte van het pand door, zodat de onderdorpels in de cordonlijst zijn opgenomen. In de gevel zijn nog twee | 1 |
gevelankers aanwezig. De gevel is beëindig met een kroonlijst op consoles. Het wolfeinde is voorzien van een dakkapel met twee twee-ruits draaiende ramen.Linkerzijmuur:Volgens gegevens van de BAM dateert de linkerzijmuur van het achterhuis uit de eerste helft van de 14de eeuw. De linkerzijmuur van het voorhuis dateert naar verluidt uit de 16de eeuw.Rechterzijmuur:Onbekend.Achtergevel:Volgens een documentatierapport uit 1977 is de achtergevel een gepleisterde gevel met een wolfeinde en schuivende T-ramen.Interieur:Volgens een documentatierapport uit 1977 bestaat in het voorhuis de eerste verdiepingsvloer uit een samengestelde balklaag van drie balkvakken met moerbalken en kinderbinten van eikehout. De moerbalken bevatten muurstijlen met korbeels, die nog gedeeltelijk aanwezig zijn. De kap is opgebouwd uit drie grenenhouten schaarspanten met trekbalk. In het voorhuis zijn mogelijk nog een stookplaats en een stucplafond aanwezig. De balklaag in het achterhuis is enkelvoudig. Volgens een rapport uit 1977 zijn er in het achterhuis een stucplafond en 19de eeuwse raambetimmeringen aanwezig. De kap van het achterhuis bestaat drie schaarspanten met gordingen. | 2 |
Redengevende omschrijvingHet pand aan de Hooge Steenweg heeft monumentale waarde vanwege de gevels, de bouwstijl, de bouwmassa en de situering. Het pand heeft bouw- en kunsthistorische betekenis vanwege de belangwekkende balklagen, de aanwezigheid van structuurbepalende en historische kelders en de aanwezigheid van een historische interieurindeling. De sociaal- en cultuurhistorische betekenis is groot, het pand is representatief voor de ontwikkeling van de stad ‘s-Hertogenbosch en heeft een belangrijke opdrachtgever, bouwheer en/of ontwerper. | 3 |
J. Cornelissen61. "Roma" anno 1630. | 24 |
Nos. 21 en 23 Naast het huis het Witte Schild staat Noordwaarts het huis, dat oudtijds genaamd was de Drie Stokvisschen. Daarop volgt het huis, dat eerst heette de Gulden Haan en vervolgens het Half Varken; dit behoorde in 1627 toe aan de weduwe van Willem van Horssen, den zoon van Henrick Albertszn, die behalve hem nog tot kind had Deliana van Horssen, de huisvrouw van den bierbrouwer Eduard van Susteren Peterszn; het werd den 18 December van dat jaar door de erfgenamen van voornoemden Henrick Albertszn van Horssen verkocht aan Jan de Roy; deze verkocht het in 1628, als wanneer het eene bierbrouwerij was en reeds het Half Varken heette (Reg. n° 364 f. 472), aan den bierbrouwer Henrick van Susteren Franszoon, die van zijne vrouw Elysabeth van Zutphen o.a. een zoon Abraham van Susteren had, die koopman te Brugge was en dit huis van hem erfde; deze verkocht het 21 Februari 1691 (Reg. n° 507 f. 49 vso) aan Jan van Velpe, die blijkbaar daarin slechte zaken maakte, want over zijnen boedel moesten curators worden aangesteld, die dat huis 19 Augustus 1702 (Reg. n° 515 f. 67 vso) verkochten aan Cornelis van Veen; nadat laatstgenoemde en diens huisvrouw Theodora Vos waren komen te overlijden werd het 7 November 1736 toebedeeld aan Theodora van Veen, dochter van Daniel en Maria Catharina Eymberts en weduwe van Pieter Bredervelt; het werd daarbij omschreven als; huys, erve, kelder, plaats, kookhuys, middelhuys en agterhuys, eertijts genaamd den Gulden haan, nu het Half varken.
Naast dit laatste huis staat in dezelfde richting alsvoren een huis, dat oudtijds het Luipaard heette. De ouds bekende eigenaar daarvan is Jan Vygh (of Vyge) Henrickszn, die het denkelijk in 1511 (zie Reg. n° 105 f. 170) kocht; hij
| 555 | ||||||||||||
was kramer (institor) van zijn ambacht 1) en had van zijne vrouw Maria Bolten eene dochter Anna Vyge, die huwde met Albrecht Proening van Deventher; zij legateerde laatstgezegd huis aan Jan, den zoon van Mathijs Wijtmans Janszn, van wien het erfden diens kinderen; dezen verkochten het 18 Maart 1608 (Reg. n° 251 f. 162) aan Jaspar, den zoon van Balthazar Lodewijkszn van Duuren. Mayke Marcelisse weduwe van den kleermaker Herman Jansse, kocht het vervolgens 23 April 1664 bij gerechtelijke uitwinning en 21 Augustus 1665 (Reg. n° 445 f. 304 vso), als wanneer het eene bierbrouwerij was, verkocht zij het aan Jacob Andrieszoon van Ravesteijn; diens zoon was Andries van Ravesteijn; deze viel 11 Mei 1698, toen hij nog in dat huis woonachtig was, van het paard, waarmede hij bij het kasteel Avestein de Aa doorwaadde, in het water en verdronk daarbij. Op laatstgezegd huis volgt ook Noordwaarts het huis, dat voorheen de Witte Leeuwin genaamd werd; het behoorde in 1535 toe aan Loef van Scutwijck Janszn. (Reg. n° 149 f. 405), wiens zoon ook Loef heette (Reg. n° 157 f. 223); Petrus Henrickzn de Leeuwe kocht het in 1556 (Reg. n° 196 f. 117).
En op dat huis volgt in dezelfde richting het huis van ouds genaamd Roma, in Rome of Rome. De oudst bekende eigenaar daarvan was Dirck van Vechel, die tot vrouw had Mechteld van Aerle Henricksdr en over wiens familie men zie Deel II p. 330 2). Den 16 October 1574 (Reg. n° 224 f. 71) werd dit huis, - dat alstoen gezegd werd te zijn: huis, erf, plaats, achterhuis, werf en eene achter de Tolbrug uitkomende poort, staande aan den Hoogen Steenweg tusschen het huis der
| 556 | ||||||||||||
kinderen van Petrus de Leeuw ex uno en het huis de Witte hond, toebehoorende aan den bierbrouwer Jan van Berlicum Everardszn, ex alio, door de kinderen van Adriaan Ketelaer Albertszn en Aleid, (de dochter van Dirck van Vechel en Mechteld van Aerle Henricksdr voornoemd), zijnde Henrica, Catharina en de toen nog onmondige Mechteld Ketelaer 3), verkocht aan den bierbrouwer Herman, zoon van Christiaan, den zoon van Willem Christiaanszn; het verkochte werd echter 15 December d.a.v. (Reg. n° 224 f. 72) genaast door Herman, den zoon van Jan, den zoon van Henrick Colen genaamd de Helt, toen geheeten de Helt genaamd Colen, als man van Margaretha, dochter van François Kuysten, (den zoon van Mr. Claes Kuyst) en Gudula 4), de dochter van Dirck van Vechel en Mechteld van Aerle meergenoemd. Genoemde Herman, nu geheeten Colen genaamd de Helt, verkocht 27 September 1583 (Reg. n° 652 f. 235 vso) dit huis 5) aan mr. Jan van Turnhout mr. Janszn, die gehuwd was met zijne zuster Heylwig, alsmede aan Nicolaas, Aerd en Dierkje, huisvrouw van Willem Ghysselen Janszn, kinderen van François Kuysten en Gudula van Vechel voornoemd; deze koopers verkochten dat huis 2 Januari 1584 (Reg n° 239 f. 281) weder aan Willem Somers Peterszn. Deze had van zijn vrouw Aelken, dochter van Henrick Boudewijns, de navolgende kinderen: Jenneken, huisvrouw van Willem van Bree, koopman te den Bosch; Hillegundis en nog drie andere, die in 1640 minderjarig waren; zij verkochten 6 Juli 1640 (Reg. n° 383 f. 447), de onmondigen vertegenwoordigd door hunne voogden, het hierbedoeld huis, - dat toen gezegd werd te zijn: huis, erf, tuin, pomp, ledige plaats met een daarop staand portaal, achterhuis met eene daarin staande zoutkast, steenen werf en poort, achter de Tolbrug uitgaande, genaamd In Roomen, staande tusschen het huis In den luipaard, toebehoorende aan den
| 557 | ||||||||||||
bierbrouwer Frans Goyartszn van den Eynde, ex uno en het huis de Steenen hond, toebehoorende aan Lysken, wed. van Peter Wonders, ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan de Tolbrugstraat, - aan den Bosschen koopman Jan van Vechel Joostzn. De genealogie der familie van dezen van Vechel is als volgt:
Op den 19 Januari 1653, sijnde een sonnedach, voor de middach is in Roomen op den Hoogen steenwech van achteren een groot getal van menschen ingegaen, ben daerop met Lahey ende de dienaers wesen besien wat daer te doen was, hebbe daerom drie mael op de poirte geclopt ende naedemael ick naert cloppen niet in gelaten wierdt, hebbe alsdoen tegen Jan van Wetten geseyt: „Slaedt de deur open" ende naer eenige slaegen, dien hy hadde geslagen (als sijnde een heele stercke deur ende daerom soo datelijck niet en conde openslaen) soo is ten laesten gecomen den man in Roomen, genaempt Jan Joosten van Vechel, by hem hebbende sijn dochter, ende hebbe de deure open gedaen. Soo wy daerop ingeloopen naer booven,
| 558 | ||||||||||||
naer dat wy noch drie stercke deuren int opgaen van de trap waeren gepasseert ende hebben ahlaer gevonden twee groote formele kercken met haer ornamenten, soo stoelen, bancken als oock twee autaren, maer geen menschen, waerop ick Jan Joosten vraechden, waer het volck was gebleven, dat door de ... (hier is een hiaat in het handschrift). Enkele jaren te voren zal ook nog eene geheime uitoefening van den R.K. godsdienst in het huis Rome hebben plaats gehad, daar toch in eene Bossche schepenakte van 30 December 1650 (Reg. n° 431 f. 108) het volgende vermeld staat:
Alss proces was opgestaen ende geresen voor Wethouderen deser stadt tussen Sr Jan Joosten van Vechel, coopman ende poirter deser stadt, suppliant ex uno, ende den Heere Hoochschouth, executant ter andere syde, ter oirsaeke van seeckere executie, die de voorn. Heere Hoochschouth ten huyse van den voors. Jans Joosten van Vecchel door syne hellebardiers ende dienaers van de kortte stocken hadde doen doen om voldaen te woorden van ene boete van driehondert gl., die men pretendeerde verbeurt te wesen wegens enige verbode ende onbehoirlicke vergaedering, die ten huyse des voirs. suppliant gehoude soude wesen enne dat daerop by de voornoemde Wethouderen was geappointeert, dat de voorn. Officier de voorn, dienaers van de cortte stocken van de executie soude lichten, mits de suppliant allevorens stellende cautie voor de gementioneerde fl 300, so is gestaen voor Schepenen ondergeschreven de heer Godefroy van Herlaer, licentiaet in den rechten ende out-raet dezer stadt ende heeft zich borge ende cautionaris gestelt voor de voorn, somme van fl 300 (waarop genoemde Jan Joosten van Vechel verklaarde hem deswege schadeloos te zullen houden).
Waarschijnlijk zal het wegens deze beboeting geweest zijn, dat Jan van Vechel Joostzn. geld opnam van de kinderen van mr. Laureyns Huybrechtszn van Loemel en hun daarvoor 20 December 1650 (cf. Reg. n° 483) eene grondrente verleende uit zijn huis Rome.
| 559 | ||||||||||||
Den 30 Januari 1665 was hij reeds dood, want opdien dag (Reg. n° 445 f. 155 vso) verkochten zijne dochters, die hij had van zijne vrouw Margarita Dancloffs 6), met namen Elisabeth; Perina, echtgenoote van Bernhard Verhaeren en Barbara, huisvrouw van Gerard van Loon, als zijne erfgenamen aan den Protestant Johannes van Grimbergen, koopman te den Bosch, zijn huis Rome, dat alsnu gezegd werd te zijn: eene schoone ende welgelegene huysinge, genoemt Romen, gestaen aen den Hoogen Steenwech tussen huys ende erve, genoemt in de Leuwinne, ex uno, ende tussen huys ende erve, genoemt in den Witten hont, ex alio, streckende voor van de gemeyme straet achterwaerts met eene steene brugge over d'waeter toe aen de Tolbrugstraete, met eene poorte uutgaende in deselve Tolbrugstraete, hun aengekomen by deeling. Het huis Rome kwam daardoor in Protestantsche handen en zal dientengevolge opgehouden hebben een R.K. bedehuis te zijn, als dit al niet reeds vroeger was geschied. Het werd van genoemden Johannes van Grimbergen geërfd door zijnen zoon mr. Willem van Grimbergen, raad en rentmeester van den Bosch, wiens weduwe Johanna de Willefinck het 26 October 1697 (Reg. n° 511 f. 112) verkocht aan Johan Pinxternakel, wijnkooper te den Bosch.
| 560 |
Noten | |
1. | In de Kruiskerk te den Bosch lag voorheen begraven Jan Vyge (afkomstig uit Nijmegen), overleden 22 Januari 1627, die het wapen der familie Vijgh van Isendoorn voerde, en zijne vrouw Engelke Margriet Barendonck. Over de Bossche familie Vijgh (of Vyghe) zie men nog Deel I p. 247. |
2. | In Reg. n° 206 f. 111, wordt vermeld, dat Jan, de zoon van Dirck, den zoon van Goyart Dirckszn van Vechel, had verkocht een huis, staande te den Bosch aan den hoek der Vischstraat en den Hoogensteenweg. |
3. | Zij huwde later met Gijsbert van den Velde Janszn. |
4. | Hunne overige kinderen waren: Mechteld; Nicolaas; Aerd en Dierkje Kuysten, welke laatste de echtgenoote was van Willem Ghysselen. |
5. | Men zie hierover nog Reg. n° 652 f. 235. |
6. | Hun zoon zal geweest zijn Joost van Vechel, wiens kinderen vermeld staan in Reg. n° 393 f. 206. |
1908 | Philip Keizer |
1910 | mevr. Houtman |
1875 | J.W. Cornelissen (koek- en banketbakker) |
1881 | wed. L.W. van den Bosch (partikuliere) - J.W. Cornelisse (koek- en banketbakker) |
1908 | J.W. Cornelisse (koek- en banketbakker, suikerwerken chocoladefabriek) |
1910 | J.W. Cornelisse (koek- en banketbakker) |
1928 | J.W. Cornelisse |
1943 | V.A. Indri (terrazzowerker) |